Diep in mij verstopt zit een klein meisje.
Een klein meisje met pijn. Een klein meisje dat bang is dat ze niet goed genoeg is. Dat ze anders is dan anderen. Of eigenlijk, dat anderen het waarschijnlijk wel beter zullen weten. Beter dan zijzelf in ieder geval, hoe het ‘moet’ in deze wereld.
Vroeger was dat niet zo. Toen reageerde ze nog vanuit vol vertrouwen op haar eigen gevoel. Iets niet leuk? Dan deed ze niet mee of werd ze boos. Iets juist heel leuk? Dan ging ze er helemaal voor! In die tijd was het kleine meisje in mij volop in beweging. Alles mocht er zijn en kreeg precies de ruimte die het nodig had. Ik vertrouwde volledig op mij zelf.
Maar er gebeurde iets waardoor ik weg ging bij mezelf, weg van dat kleine meisje in mij. Ik verloor letterlijk het vertrouwen in mijzelf.
Mijn vader verloor al jong zijn lieve moeder. Het kleine jongetje in hem heeft nooit de ruimte gehad om te leren met zijn emoties om te gaan.
Hij had geleerd zijn pijn te dempen met een borrel, in plaats van zich te uiten. Met die borrel op, reageerde hij dan soms vervelend naar mijn moeder. Niet leuk, niet veilig. Wat ik misschien nog wel erger vond, was dat zij dat liet gebeuren. Ik kwam in opstand. Ik werd heel boos op mijn vader. Het raakte hem ergens wel, maar wat moest hij er mee? Dus hij lachte er maar om, wat moest hij anders. En voor mij voelde dat alsof hij me uitlachte, zoals ik in al mijn kwetsbaarheid voor mijn moeder opkwam.
Ik zei tegen mijn moeder: ‘Kom op! Dit kan toch niet, ik zal je helpen! Je hoeft niet bang te zijn, je mag gewoon boos worden, hoor! Kijk, zo doe je dat! Ik ben toch bij je?’ Mijn moeder kon het niet. Ze hield van mijn vader, ze zag zijn pijn en ze wilde hem helpen. En ze wist niet zo goed hoe ze dat kon doen zonder over haar eigen grenzen te laten gaan. Zij geen gehoor aan het kleine meisje in zichzelf. En ik voelde en zag haar pijn. Het kleine meisje in mij voelde zich machteloos. En soms voel ik haar pijn nog steeds. Dan denk ik ‘Wie ben in nou om iemand anders te willen helpen? De één lacht me uit en de ander wil mijn hulp niet. Ik ben vast niet goed genoeg. Ik snap vast iets niet wat anderen wel begrijpen.’ Het kleine meisje in mij voelde zich afgewezen.
Het heeft een tijdje geduurd, maar inmiddels is het kleine meisje in mij gelukkig niet meer zo alleen. Ik heb geleerd haar te herkennen en te troosten als ze het nodig heeft. En ze weet inmiddels dat er heel veel andere kleine meisjes en jongens zijn met een zelfde soort pijn. Een pijn, zie ik nu, die mij geholpen heeft om te groeien naar wie ik nu geworden ben!
Ik, dat staat inmiddels ook voor heel veel andere stukjes in mijzelf. Stukjes die weten wat ik nodig heb. Nodig om gelukkig te zijn, om iets te bereiken in de wereld, om mijn energie te voelen stromen! Stukjes die vol vertrouwen zijn in mij zelf. Die weten dat ik, als ik mijn gevoel volg, precies die dingen ga doen die mij helemaal terugbrengen bij wie ik ben. Ook bij de stukjes die ik lang niet heb kunnen zien. Door me te verbinden met alle stukjes van mijzelf, ligt de weg voor mij nu open om me ook echt te kunnen verbinden met anderen. Vanuit wie ik helemaal ben. Take it or leave it.
Mijn machteloosheid is niet meer leidend in mijn leven. Ik heb geleerd mijn eigen keuzes te maken, met het kleine meisje in mij als mijn wegwijzer. Als ik het even niet weet, laat zij me weer voelen waar het over gaat. We zijn samen één.