Het is de eerste keer dat ze een heel weekend samen op stap gaan, manlief en jongste zoon. Op Hemelvaartsdag zet ik ze af bij de vertrekhal op Schiphol. Een snelle kus, op verzoek een fotootje dat gedeeld kan worden op social media en dan stap ik gauw weer in. Lang parkeren is hier, logisch met al die drukte, geen optie.
Op de terugweg naar huis kom ik langs Oegstgeest, de plaats waar ik ben opgegroeid. De plaats ook waar het graf nog ligt van mijn ouders. Vier jaar geleden is het al weer, dat we ook van mijn vader afscheid hebben genomen. De afgelopen dagen komt hij vaak in mijn gedachten. Als tijdens mijn werk de film ‘The Accountant’ ter sprake komt. Als 8 juni nadert, de dag van zijn verjaardag. En ook vandaag, nu man en kind naar Spanje vliegen. Papa kwam daar graag.
Ik neem de afslag bij Sikkens, nu AKZO, waar hij vroeger gewerkt heeft. Het kleine gebouw waar de interne accountantsdienst zetelde staat er nog steeds. Als kind ben ik er wel eens geweest. De slagboom en de bewaker erbij vond ik indrukwekkend. Nu rij ik door naar het winkelcentrum in Oegstgeest. Bij de mij zo vertrouwde Albert Heijn uit mijn jeugd haal ik bloemen voor hem. Omdat ik de laatste dagen vaak aan hem denk, omdat hij steeds weer eventjes zomaar voorbij komt. Natuurlijk heb ik al lang afscheid genomen, van hem en daarmee tegelijk van het huis waar ik ben opgegroeid.
In de weken na zijn overlijden ben ik op een dag in mijn eentje nog een keer alle vertrekken doorgelopen, bewust afscheid nemend van wat voorbij is gegaan. Ik heb gemijmerd in de zwart betegelde badkamer, de grijswitte, al zo lang versleten vitrage opzij geschoven, om nog één keer een blik te werpen op de majestueuze takken van de grote rode beuk die het grasveld domineert.
In zijn werkkamer met de donkerhouten parketvloer pak ik een stenen beeldje op, één van de vele stille getuigen van alle reizen die hij samen met mijn moeder maakte. Zorgvuldig verzameld en bewaard in de vitrinekast die nog van zijn vader is geweest.
Op de grond gezeten heb ik in de lege woonkamer, precies daar waar hij altijd zat, in zijn hoekje van de bank. Mijn tranen de vrije loop gelaten. Tranen om een afscheid dat onvermijdelijk gekomen was. Verdrietig en bevrijdend tegelijk.
Als ik die dag met een leeg gevoel de sleutel van de voordeur omdraai bij het weggaan, is het goed zo. Klaar. De plek waar ik ben opgegroeid, waar zoveel herinneringen aan verbonden zijn, die plek is klaar om nieuwe bewoners te huisvesten. Ik ben er klaar voor om los te laten.
Zorgvuldig rangschik ik de stevige takken van de pioenrozen in de donkergroene vaas bij zijn graf. Samen met mijn moeder ligt hij daar, onder de lichtgrijze granieten steen met hun namen er op. Het drinkbakje voor de vogels dat aan mijn moeder herinnert is gevuld met vers water van de regenbui van gisteren. Vandaag waait een zachte, warme wind over het kerkhof. Nog één keer rij ik op de terugweg door de Prins Bernhardlaan. Gewoon om nog even te kijken. Dan sla ik tevreden de door groene bomen omzoomde weg in naar huis.